Homepage of Victor Hopmans Deze pagina in het Engels / This page in english

Genealogie oftewel stamboomonderzoek: een introductie

Ik zal eerst aangeven wat men daaronder kan verstaan, vervolgens vertellen waar je terecht kunt voor zo'n onderzoek en wat voor een hulpmiddelen je hiervoor kunt aanspreken. Als laatste zal ik nog een aantal probleempjes en een aantal zaken behandelen, die het stamboomonderzoek misschien moeilijker, maar zeker leuker maken.

In het stamboomonderzoek kun je twee kanten uit.

Je kunt je stamboom uitzoeken, dat wil zeggen je zoekt zo veel mogelijk gegevens van iedereen, die familie van je is én dezelfde achternaam draagt.

Of je kunt je kwartierstaat uitzoeken. Dit zou je de stamboom van je genen kunnen noemen, omdat hierin je ouders, grootouders, overgrootouders enzovoort worden opgenomen. De mensen in een kwartierstaat hebben dus niet dezelfde achternaam zoals in de stamboom.


Naar mijn Persoonlijke Pagina'sNaar boven

Waar kun je gaan zoeken om je stamboom op te zetten?

Met nog levende familie kun je praten en schrijven om zo gegevens over hen en hun ouders te krijgen. Zo kun je gegevens verzamelen over ongeveer de laatste 80 jaar. Voor verder terug in het verleden moet je naar een archief gaan.

Er zijn in Nederland vier soorten archieven:

  1. Het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag
  2. Rijksarchieven
  3. Gemeentearchieven
  4. Streekarchieven

In het Centraal Bureau voor Genealogie hebben ze kopiën van alle bestaande akten uit het hele land. Ook hebben ze hier een groot assortiment bidprentjes en advertenties.

In rijksarchieven worden al dan niet kopiën bewaard van akten uit en over een provincie. Rijksarchieven bevinden zich dan ook in de provinciehoofdsteden.

In gemeentearchieven vind je de akten van één gemeente en in streekarchieven de akten van een aantal kleine gemeentes.


Naar mijn Persoonlijke Pagina'sNaar boven

Enige Aktes besproken

Vanaf 1795-1800 moet men geboorten, huwelijken en overlijdens aangeven bij de Burgerlijke Stand, waardoor er geboorte-, huwelijks- en overlijdensaktes zijn, die in het algemeen goed leesbaar zijn. Verder vind je vanaf deze periode gezinskaarten, waarop alle gezinsleden genoemd worden met hun beroep, geloof, adres en eventuele aankomst of vertrek uit de gemeente.

Vóór 1795 moet je gebruik maken van de zogenaamde DTB-boeken: de Doop-, Trouw- en Begraafboeken van de kerken.

Rond 1680 en verder terug komt het voor, dat akten er niet zijn. Zo maakte ik zelf mee, dat er over een periode van 50 jaar geen aktes waren: ze waren waarschijnlijk vernietigd door een bombardement in de Tweede Wereldoorlog.

Mochten er geen kerkregisters (DTB-boeken) bewaard zijn gebleven, dan kun je eens proberen te kijken in de notariële archieven. Hierin bevinden zich onder andere testamenten en erfdelingen.


Naar mijn Persoonlijke Pagina'sNaar boven

Voorbeelden van byzondere zaken in het onderzoek

1. talenkennis

Vanaf nu tot ongeveer 1800 is Nederlands genoeg.
Tussen 1795 en 1813 is het heel goed mogelijk, dat je teksten in het Frans aantreft, omdat Napoleon ons land in die periode heeft bezet.
Ik heb al gezegd, dat de Burgerlijke Stand van kracht is geworden in 1795/1800 en ik vertel nu, dat dit bevolkingsregister ingevoerd is door Napoleon.

In de DTB-boeken (Doop-, Trouw- en Begraafboeken) is de tekst vaak in nu verouderd Nederlands geschreven, net als in testamenten en dergelijke, maar ook in het Latijn.
Enige talenkennis heeft daarom zo z'n voordelen.

2. de spelling van de achternaam

Niet iedereen kon schrijven en de pastoor of dominee was meestal degene die de doop, het huwelijk of het begraven noteerde. Wisseling van pastoor of dominee is vaak te zien aan de spelling van de achternaam, die weer eens veranderde. Ik ben bijvoorbeeld de naam Kalf ook tegengekomen als Calf, Calff, Kalff en Calv.

3. huwelijken, waarbij de ene persoon Nederlands Hervormd is en de ander Rooms Katholiek

Normaal waren deze huwelijken niet toegestaan, tenzij de beide families én beide kerken toestemming gaven. Zo vond ik voor één huwelijk twee ondertrouwaktes, waarbij in de eerste stond vermeld, dat de vader van de bruid tegen het huwelijk was, zodat het huwelijk niet door kon gaan. In de tweede ondertrouwakte gaf de vader van de bruid toch toestemming voor het trouwen.

4. oppervlaktematen

In erfdelingen - waarin staat wie wat krijgt na de dood van beide ouders - kun je opsommingen tegen komen van hoeveel land de ouders bezaten. Alleen een "hond" (=14 are) en een "morgen" (=0,8516 ha) zeggen niet zoveel meer. Waarom gebruikten ze geen standaardmaat? Dat komt, omdat het Metriek Stelsel pas in 1799 door Napoleon is ingevoerd.

Meestal hadden de stukken land ook namen. Vaak naar de vorm van het land, bijvoorbeeld de Breeakeren, het Lang Campke, of naar de ligging van het land, bijvoorbeeld de Poelkens.

5. patronymicum

Het was de gewoonte om een patronymicum toe te voegen aan de voornaam, dat wil zeggen de voornaam van de vader werd achter de voornaam van het kind gezet. Dit gebeurde vooral met veel voorkomende namen zoals Jan. In de doopakte wordt echter niet de naam met patronymicum vermeld. In alle andere aktes echter wèl!

Literatuur: Empel in het byzonder door Jacques de Bekker (1993).


Naar mijn Persoonlijke Pagina'sNaar boven

Laatst vernieuwd:
© V. Hopmans 1998/99